Oproepkracht eist achterstallig loon

Oproepkracht eist achterstallig loon
11 februari 2022


Een chauffeur start op 6 december 2020 als oproepkracht bij een werkgever. Van 7 tot 16 december 2020 heeft hij 61,15 uur gewerkt, maar hij heeft tot eind 2021 door omstandigheden geen salaris ontvangen. Bij de rechter claimt hij achterstallig salaris, 50% wettelijk verhoging, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Standpunt werkgever
De vordering wegens achterstallig salaris is terecht, maar de wettelijke verhoging en buitengerechtelijke kosten niet. De wettelijke verhoging is namelijk een prikkel om de werkgever te bewegen tijdig het loon te betalen. Aangezien de chauffeur maar recht heeft op loon over een korte periode heeft die prikkel geen doel. Bovendien verkeerde de werkgever in december 2020 in financiële problemen door de coronamaatregelen en was zij niet in staat het loon te betalen. de buitengerechtelijke incassokosten zijn niet verschuldigd, omdat de werkgever de aanmaningen niet heeft ontvangen. Bovendien zou de proceskostenveroordeling ook over deze werkzaamheden gaan, zodat die niet afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komen.

Achterstallig loon
De rechter wijst de vordering tot betaling van het achterstallige loon toe.

Wettelijke verhoging
De werkgever betwist niet dat hij het loon verschuldigd is, maar laat desondanks al meer dan een jaar na om dat loon te betalen. Het correct voldoen van het loon vormt een van de meest elementaire verplichtingen van een werkgever. Werknemers zijn immers met betrekking tot hun levensonderhoud veelal afhankelijk van dat loon. Dat geldt voor oproepkrachten die wellicht relatief weinig uren gewerkt hebben, in dezelfde mate als voor werknemers die in vaste dienst zijn en die fulltime werken.

De rechter rekent de werkgever het niet betalen van het verschuldigde loon zwaar aan. De omstandigheid dat hij in december 2020 als gevolg van de coronacrisis in financiële problemen verkeerde vormt hier (uiteraard) geen rechtvaardiging voor. Het toewijzen van de wettelijke verhoging, en daarmee het geven van een prikkel om het loon tijdig te betalen, is daarom hier bij uitstek op zijn plaats. De rechter ziet voor matiging van de wettelijke verhoging geen aanleiding.

Oordeel rechter: wettelijke rente
De rechter wijst vordering tot betaling van de wettelijke rente over de loonvordering en wettelijke verhoging toe.

Oordeel rechter: buitengerechtelijke incassokosten
Bij gebrek aan onderbouwing van het verweer van de werkgever gaat de rechter ervan uit dat de aanmaningen hem wel degelijk hebben bereikt. De proceskostenveroordeling biedt geen vergoeding voor deze incassowerkzaamheden, aangezien de aanmaningen juist tot doel hebben om een gerechtelijke procedure te voorkomen. Daarom wijst de rechter ook een vergoeding voor deze werkzaamheden toe.

Oordeel rechter: proceskosten
De werkgever wordt verder veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.

Let op: Deze uitspraak laat wederom zien dat de rechter tijdige betaling van het overeengekomen loon van groot belang acht, ook als de werkgever last heeft of heeft gehad van de coronamaatregelen.

Dit bericht is geplaatst in nieuws. Bookmark de permalink.