Bedoeling contract ZZP-er irrelevant

Bedoeling contract ZZP-er irrelevant
20 november 2020


Werkt u als zelfstandige of huurt u zelfstandigen in? Dan weet u dat de juridische en fiscale beoordeling van het verschil tussen zelfstandigheid en arbeidsovereenkomst belangrijk is en gecompliceerd ligt. De hoogste rechter heeft onlangs in een uitspraak een nieuw geluid over deze beoordeling laten horen, met mogelijk grote gevolgen.

De zaak
Het ging om een mevrouw die werkloos en gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. Ze ging via een zogenaamde plaatsingsovereenkomst in het kader van haar re-integratie met behoud van uitkering aan het werk als medewerkster servicedesk bij de gemeente. Het stoorde haar dat er om haar heen collega’s exact hetzelfde werk deden op basis van een gewone arbeidsovereenkomst tegen een veel hoger salaris. Uiteindelijk is ze naar de rechter gestapt, waarbij haar advocaat claimde dat ze feitelijk een arbeidsovereenkomst had als medewerkster servicedesk met recht op de bijbehorende beloning.

Kantonrechter en gerechtshof in hoger beroep
De kantonrechter en het gerechtshof in hoger beroep wijzen haar claim af.

Volgens het gerechtshof was juist de bedoeling van de re-integratieregeling dat een participatieplaats niet tot een arbeidsovereenkomst zou leiden. Bovendien was het niet de bedoeling van partijen om een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Partijen hebben een plaatsingsovereenkomst gesloten. Daarin is overeengekomen dat mevrouw tijdens de plaatsingsperiode bij het UWV Werkbedrijf als werkzoekende ingeschreven zou blijven en dat de overeenkomsten zouden worden beëindigd als ze regulier werk zou vinden. Hiermee staat vast dat het in ieder geval niet de bedoeling van de gemeente is geweest om een arbeidsovereenkomst aan te gaan.

Hoge Raad
De hoogste rechter doet een uitspraak die afwijkt van eerdere rechtspraak.

De arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Als de inhoud van een overeenkomst voldoet aan deze omschrijving, moet de overeenkomst worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.

Niet van belang is of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Waar het om gaat, is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. De bedoeling van partijen speelt dus geen rol bij de vraag of de overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.

Let op: In nagenoeg alle (ook: goedgekeurde model-)overeenkomsten met zzp-ers staat een bepaling dat partijen uitdrukkelijk niet beogen een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Die bepaling is gebaseerd op oudere rechtspraak. De Hoge Raad zet in deze nieuwe uitspraak de partijbedoeling aan de kant. Dit kan grote gevolgen hebben voor de beoordeling van arbeidsrelaties van zelfstandigen en de criteria die daarbij worden gehanteerd.

Dit bericht is geplaatst in nieuws. Bookmark de permalink.